1. Ulcera en ducubituswonden: met veel wondvocht, bij diepe wonden, bij geïnfecteerde wonden. 2. Oppervlakkige wonden: met veel wondvocht bv. huiddonatieplaatsen. 3. Brandwonden: eerstegraads, oppervlakkig tweedegraads.
Schept een ideaal en vochtig wondmilieu en neemt tegelijk veel exsudaat op. Heeft een groot absorberend vermogen, neemt tot 20 maal het eigen gewicht aan vocht op. Reguleert de wondsecretie en beschermt tegen uitdrogen door gelvorming. Wordt ook toegepast bij klinisch manifeste infecties; bacteriën en ziektekiemen worden in het gel opgenomen en ingesloten en nadien bij de verbandwisseling verwijderd. Is zacht, flexibel en heeft uitstekende tamponnerende eigenschappen; sluit perfect aan op de wondcontour, zelfs bij diepe wonden of wonden met kloven. Verbandwisseling zonder beschadiging of pijn; het verband kleeft niet aan de wond. Uiterst veilig in gebruik. Vervaardigd uit natuurlijke bruine zeealgen.